woensdag 9 juli 2014

Sport & Psychologie

Na RvP, Robben, Depay en Huntelaar hebben we er weer een WK held bij: Tim Krul! Fris, zelfverzekerd en uitdagend hield hij twee penalties tegen. Mijn verbazing was de volgende dag echter groot dat er ook mensen zich lieten horen die zijn gedrag onaanvaardbaar vonden, wat deed hij nou precies wat niet zou mogen? En was het niet Louis van Gaal die de grootste mentale klap uitdeelde om doodleuk 2 minuten voor tijd zijn keeper te wisselen?

Zijn die mensen dan Hans van Breukelen vergeten? In de finale tegen de Sovjet Unie way down in 1988 deed hij exact hetzelfde. Ook hij liet zien dat hij meende te weten in welke hoek Belanov zou schieten. Hij keerde de strafschop uiteindelijk met zijn voeten want hij dook wel naar de verkeerde hoek. Eerder in de halve finale sprak hij Lothar Matthäus, na een schwalbe de vriendelijke woorden toe: "Ich hoffe das du fucking stirbst" Al een stuk minder vriendelijk maar 26 jaar geleden maakten de mensen zich gelukkig minder druk om dit soort bagatelletjes, hooguit omdat Ronald Koeman zijn reet veegde met een duits shirt en terecht natuurlijk.

Schakers moeten lachen om dit soort ophef. Zij maken wel heftigere dingen mee. Bij het edele spel op 64 velden is immers alles sterk psychologisch gefundeerd. Het zal totaal geen indruk maken als je voor een wedstrijd je tegenstander vertelt dat je weet naar welke hoek hij zal rokeren. Er is meer nodig om een schaker uit zijn concentratie te halen.

Viktor Kortsjnoi, die 2 en eigenlijk 3x voor het wereldkampioenschap speelde tegen Anatoli Karpov ging er eens zelfs vanuit dat zijn tegenstander (dat was niet alleen Karpov maar de complete Sovjetunie, hij liep namelijk over naar het westen midden jaren '70) hypnotiseurs en para-psycholgen tegen hem inzette die plaats namen in de speelzaal. Zelf zette hij weer mensen in de zaal om de boze kracht van deze personen te  neutraliseren. Ja, zo werkt dit dus bij schaken, al was dit een hoge uitzondering. Zijn wedstrijd tegen Boris Spassky in '77 stond ook bol van absurditeiten. Spassky ging zich vreemd gedragen toen hij 4 punten achter stond. Hij verscheen alleen aan het bord om een zet te doen, droeg een opvallende tenniscap en verscheen zelfs aan het bord met een duikbril, juist omdat hij wist dat Kortsjnoi hier gevoelig voor was en prompt won hij 4 partijen op rij, maar verloor later alsnog de match. Het effect van vreemd gedrag is natuurlijk niet van lange duur.

Maar is dit geoorloofd in de sport? Zou je je mogen aanwenden aan dit soort praktijken als je weet dat je op deze manier zou kunnen winnen? Of zou je een wedstrijd alleen op techniek mogen spelen? Klinkt misschien wel zo fair en logisch maar wat als je bij voorbaat al weet dat de tegenstander veel beter in de techniek is dan jij? Moet je het daar bij laten zitten? Nee natuurlijk niet, dat zou pas onsportief zijn! Voor een winst zou iedereen al het geoorloofde uit de kast moeten trekken om het doel te bereiken. Wie geen waarde hecht aan winst of verlies in sport dient zich te beperken tot bingo of mens-erger-je-niet.

Als 14 jarig jeugdspelertje heb ik me voor het eerst en het laatst laten intimideren. In de laatste ronde van een schaaktoernooi had ik nog kans om 1e te worden bij winst. Zo goed had ik nog nooit eerder gepresteerd en was ook behoorlijk gespannen.  Mijn opponent was een langharige bebaarde onverzorgde man, zo'n 13 in een dozijn schaker. Al vlot in de partij had ik een dijk van een stelling en een kwal voorsprong en toen begon het. Bij elke zet die ik deed fluisterde hij: "je wint toch niet" Praten tegen je tegenstander is "utterly not done" de enige verbale communicatie bestaat tijdens een partij hooguit uit een aanbieding van een comsumptie of een remise. Had ik me hierover beklaagd dan had mijn tegenstander zeker een waarschuwing gekregen. Maar dat werkt psychisch juist in het nadeel. Wanneer je blijk laat geven last te hebben van het gedrag van een ander heb je de strijd om de psyche verloren. Zo stug mogelijk speelde ik door en de man begon steeds meer aan het zinnetje "je wint toch niet" toe te voegen, ik kon die vent wel wurgen! Uiteindelijk maakte ik een dodelijke blunder en liep erna uit afgrijzen rechtstreeks het gebouw uit naar het station.  Achteraf ben ik de beste man dankbaar. Ik zwoer mij nooit meer door externe factoren af te laten leiden.  Een prettigere manier van bijna uit mijn concentratie gehaald worden beleefde ik op mijn 18e toen ik in Wageningen tegen een niet onappetijtelijke dame speelde. Het was ontzettend warm en deze dame in kwestie was zeer luchtig gekleed. Tijdens het spelen gunde ze mij zo'n riante inkijk dat ik, zonder mijn nek te hoeven verdraaien, kon constateren dat ze geen beha droeg. Ja dat was wel even slikken, zag ik het nou goed? Zou ze het zelf in de gaten hebben? Ondanks dat ik helemaal niet vies ben van goeie borsten, helemaal niet op die leeftijd,  bracht de gedachte dat ze wellicht met opzet er zo bij zat, de concentratie terug. Na afloop was ik trots op mezelf: ik zag tieten, ik was even prettig van slag maar behield wel de concentratie én ik won de partij.

Zou ik zelf intimidatie aangrijpen om een belangrijke wedstrijd te kunnen winnen?  Natuurlijk zou ik dat doen! Zo moest ik eens op een toernooi in Andorra in de 3e ronde tegen een Duitse vrouwenmeester(es) spelen. Het krachtsverschil was duidelijk, ze had een elo van 400 meer dan ik. In voetbaltermen zou dat het verschil zijn van een willekeurig amateurclubje tegen Feyenoord. Ze leek mij een ijskoude tante, geen één keer had ik haar op een lachje kunnen betrappen tijdens het toernooi.  Voor deze gelegenheid trok ik dus een vrolijk t-shirt aan (zie foto), hield mijn zonnebril op en ging ruim voor aanvang achter het bord zitten met beide vuisten op tafel, grijnzend voor me uit starend. Frau Schmitz kon dit kennelijk niet waarderen. Bij aanvang eiste ze direct dat ik een ander shirt aan moest trekken. "Nope" was mijn korte antwoord en ze stond op om haar beklag te doen bij een arbiter. Aangezien er bij het schaken geen kledingvoorschriften bestaan kon de wedstrijdleider niet anders beslissen dan dat er aan de partij begonnen moest worden. Duitsers geven echter nooit op, ze haalde haar echgenoot erbij! Ik kreeg van de beste man een hele preek in het Duits en het enige wat ik er van verstond was zoiets dat ik respectloos tegenover vrouwen was en dat dat niet thuis hoort op een sportevenement enz. Ik bleef stoïcijns voor mij uit grijnzen, met beide vuisten op tafel. Inmiddels was er al bijna een half uur van haar tijd verstreken. Bij een uur verlies je reglementair je partij. Ze voelde goed aan dat ik niets aan mijn kleding of mijn houding ging veranderen en koos eieren voor haar geld en deed een zet.  Op dat moment heb je de slag om de psyche al gewonnen, ik wist dat ik zou winnen, ze ergerde zich rot en ergenis is nou net de grootste vijand van concentratie.  Na 7 zetten verblunderde ze als een beginner een stuk en die voorsprong gaf ik niet meer weg. Uiteindelijk zou dit mijn succesvolste toernooi ooit worden.

Natuurlijk is het niet gentlemanlike om zo te winnen maar gentlemen sneuvelen ook het eerst want het zijn geen killers. En die zien we in de sport toch het liefst? De strijd, het willen sterven om te winnen, dat zijn meestal mooiere plaatjes dan het spelletje zelf. Mits je natuurlijk in de marges van het toelaatbare blijft. Je moet je tegenstander ook niet in tweeën willen trappen. Tegen psychische oorlog kun je je wapenen, tegen een knie in je rug niet. Daarom is  de actie van Tim Krul zo veel  leuker om naar te kijken dan Toni Schumacher in '82

Wat is dan het wapen tegen psychologische oorlogsvoering?  Simpel: gewoon op je spelletje blijven concentreren en niet onder de indruk raken. Even vergeten dat je een mens bent. In een strijd om winnen of verliezen, leven of dood mag dat!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten